top of page

Interview met Guus van der Bie over de Bolk's Companions

Afgenomen door Kore Luske

 

Guus van der Bie is een van de co-founders van de Companion-groep. Hij is, samen met Christina van Tellingen, begonnen om onderwerpen waar geneeskunde studenten les in krijgen op een goetheanistische fenomenologische manier te beschrijven.

Guus van der Bie is de auteur van de eerste Companion: Embryology, early development from a phenomenological point of view. Uitgekomen in 2001, alweer 23 jaar geleden. We spreken elkaar over de inspiratie van het eerste uur, over hoe deze Companion momenteel in de wereld staat en de toekomst.

 

Hoe is het gekomen dat je Companions bent gaan schrijven?

Ik was al een tijd bezig samen met Machteld (partner) met het maken van een dubbele boekhouding en had gedachten over de thema’s waar ik dat op kon toepassen, maar het had nog nooit een boekje opgeleverd. In diezelfde tijd verscheen Christina en zij had ook veel onderwijservaring. Het helpt namelijk enorm als je een onderwerp al zover uitgediept hebt dat je er onderwijs in gegeven hebt. Ik was anatoom-embryoloog dus ik was helemaal thuis in de embryologie, ik leidde de practica en de snijzaal, het was logisch om dat onderwerp als eerste op te pakken. Christina pakte als eerste de biochemie op. We hebben elkaar zeer gestimuleerd.

 

Kan je uitleggen wat die dubbele boekhouding is?

De studenten van de Jungmedizinerkurs waren aan het tobben. (De Jungmedizinerkurs is een reeks voordrachten die Rudolf Steiner in 1924 gegeven heeft aan geneeskunde studenten, deze staan in de GA 316). Dat, wat de professor op de universiteit vertelde konden ze nauwelijks koppelen aan de antroposofie die Rudolf Steiner doceerde. Toen was het advies van Rudolf Steiner om een schriftje te nemen, aan de ene kant op te schrijven wat je leert op de universiteit en aan de andere kant de antroposofische visie. De studenten van toen hebben dat nooit opgepakt.

Toen ik in de Ausbilderkreis (antroposofische opleidersgroep) kwam, waar Christina ook in zat, werd dat thema opgepakt. Onze conclusie was dat de studenten niet in staat waren om hun natuurlijke fenomenologische vermogens staande te houden in de orkaan van het universitair moleculair-biologisch zich ontwikkelende denken, dat ging gewoon niet, dat konden ze niet meer. En toen hebben wij gezegd, dat komt omdat er geen dubbele boekhouding is, laten wij dan een dubbele boekhouding proberen aan te bieden in de opleiding. Want dat was nog nooit geschreven.

Dus ik heb toen geprobeerd met Christina om de ontbrekende schakel tussen gefenomenologiseerde reguliere kennis antroposofisch te leren lezen, maar de antroposofie lieten we liggen, we wilden eerst dat het fenomenologisch vermogen van studenten gered werd.

 

Zou je het nu anders doen?

Het is een heel beknopt boekje geworden, een synops. Er staat voorin het boekje ook de waarschuwing: zorg dat je je embryologie kent. Er wordt tegenwoordig veel minder embryologie gedoceerd. Ik zou nu veel meer informatie aandragen. Drieëntwintig jaar geleden kon het zo wel.

 

Je hebt meer Companions geschreven, hoe kijk je terug op die rij?

Dan kijk ik door mijn oogharen, er zijn downloads, er zijn aanschafexemplaren, ik denk dat het zijn doel heeft gediend, en misschien dient het zijn doel nog steeds of alsnog. Het zou nu in een revisie moeten voor de studenten van nu die helemaal moleculairbiologisch zijn opgeleid. Want in de geneeskunde opleiding is er tegenwoordig nog weinig anatomie en embryologie. Ook de fysiologie en genetica heeft inmiddels vooral een moleculairbiologische ingang. Methodisch zou je voor deze studenten dus een update moeten maken.

 

Je hebt  alleen een probleem, het is moeilijk om de moleculair-biologie te fenomenologiseren. Dat gaat gemakkelijker met embryologie en fysiologie bijvoorbeeld. Bij de immunologie ging dat nog niet eens zo moeilijk, ik heb daar toen twee jaar lang heel hard gewerkt, allerlei congressen bezocht, studieboeken aangeschaft etcetera. Tot ik veel dingen zoveel gehoord had dat ik niet meer iets nieuws hoorde en toen heb ik die Companion geschreven. Ook heel beknopt.

 

Je zou het dus helemaal moleculairbiologisch moeten aanpassen?

Ik denk dat mijn materiaalkennis wat dat betreft niet voldoende is. Ik was antroposofisch-fenomenologisch een leerling van Otto Wolf, we hadden natrium, kalium, stikstof, zuurstof, vetten, eiwitten en koolhydraten enzovoort bestudeerd, we konden die substanties in hun context plaatsen, inzoomen en uitzoomen. Daar zijn we vooral in thuis. Je kan dan prachtig laten zien dat kalium het etherlichaam dient en dat natrium het astraallichaam dient.

 

Maar al die moderne moleculaire structuurformules, denk ook aan de oncologisch immunologische behandelingen. Om dat op zo’n manier op te pakken zou je eigenlijk een goede opleiding daarin moeten hebben gedaan.

 

Dus je zegt eigenlijk dat je kennis niet goed genoeg is? Of bedoel je te zeggen dat het te diep op de stof ingaat?

Ja, nee, nou, ik zou me helemaal moleculair biologisch moeten oriënteren over wat daar gebeurt en weten wat wat is. Ik heb bijvoorbeeld recent een artikel geschreven over de embryologie voor de Merkurstab. Daar staat ook een stuk over de epigenetica in, die had ik helemaal bestudeerd. Maar ik ga dan niet stuk voor stuk op alle factoren in, ik ga op het epigenetisch fenomeen als een genoombepalende kracht in.

 

Je kan dat zeggen omdat het zo eenduidig is en dat het in een paar dagen gebeurt, het epigenoom wordt bijna totaal gewist en de vrucht maakt dan zijn eigen epigenoom. Methylgroepen en waterstof en dergelijke heb ik niet genoemd, alleen in een voorbeeld om wel te laten zien dat er meer achter steekt en dat ik daarvan afweet. Maar ik heb er dus niet voor gekozen om dat helemaal tot in de diepte uit te leggen.

 

Maar ja, ik vraag me soms ook af, is het belangrijk om zover in te zoomen? Ik bedoel we hadden het er pas ook over dat er bijvoorbeeld eekhoorns voorkomen die uiterlijk sprekend op elkaar lijken, maar genetisch totaal van elkaar verschillen omdat ze op een ander werelddeel, via een andere weg ontstaan zijn.

 

Het is nu algemeen bekend dat de genetica geen vormen kan bepalen. Het kan alleen substanties helpen te laten ontstaan. Want ook de Hox-genen begrijpen ze in dat opzicht niet. Hoe kan het dat zo’n heel complex van samengestelde genen, bij de drosophila (fruitvliegjes) van belang zijn voor het ontstaan van de vleugel en bij muis voor het ontstaan van een voorpoot? En dan schrijft zo’n man als (Sean) Caroll van de evo-devo beweging: dat organiseert het organisme zelf.

 

Deze geleerden zijn bijzonder scherp in het ophouden waar ze eigenlijk door hadden moeten gaan en daarbij missen ze de clou van het echte probleem.

 

En wat betreft de Companions, zou je met de Companions nog verder of op een andere manier door willen gaan? Zouden we bijvoorbeeld nog een stap moeten maken, verder dan de fenomenologie?

Dan zou je de hele serie opnieuw moeten doen en antroposofisch kunnen verruimen. Dat zou een optie kunnen zijn, dat ik er bijvoorbeeld een paar opnieuw bewerk, die worden dan ook een stuk dikker. En dan laat je zien dat je reguliere kennis kan fenomenologiseren en dan kan aansluiten bij de antroposofische inhoud. Maar dan zal je ook wat antroposofische inhoud moeten presenteren. Dat zou een heel spannende stap zijn.

bottom of page